Deze tijd voelt voor mij nog erger dan de oorlogstijd…

‘Deze tijd voelt voor mij nog erger dan de oorlogstijd’…

 
‘Deze tijd voelt voor mij nog erger dan de oorlogstijd’, zei mijn 83 jarige moeder vorige week.                                  Ze doelde op het stilvallen van het leven, de eenzaamheid, de stille straten, de somberte in haar zelf,                      maar ook in de weinige mensen om haar heen. Ik zei tegen haar, dat ik dit gevoel herkende…
 
Premier Rutte zei tijdens één van zijn toespraken, ‘voor veel mensen is 2020 een jaar geworden van rouw, verlies en verdriet’. Ja, we weten wat het is om verdriet te hebben of te rouwen om verlies want dat hoort bij ons leven.    Maar de gevolgen van de crisis gaan dieper. We raken iets kwijt wat nooit of misschien ooit terugkomt. Er is verlies van mensen die we liefhebben, zoals een opa of oma, een vader of moeder, vriend of vriendin. Er is verlies van gezondheid, van werk, van vrijheid om te gaan en staan waar we willen. Verlies van veiligheid of van verbondenheid met vrienden.

Toch zeggen we al gauw tegen onszelf en tegen anderen sterk te zijn, ‘kusje erop en klaar’ of ‘even slikken en dan weer verder’. Want het onderdrukken van verdriet is ons met de paplepel ingegeven. Maar deze ongezonde omgang met verdriet creëert volgens de Amerikaanse psychotherapeute Megan Devine onnodig lijden.                Zij stelt in haar boek een nieuwe wijze van rouwen voor; ‘bearing witness, bij de pijn van een verlies blijven, zonder het op te willen lossen of te verdoven. Leren dat verdriet vooral af en toe gevoeld wilt worden. Verdriet moet kunnen bewegen’. En daarvoor zullen we de tijd moeten nemen. De tijd om zowel het verlies van onszelf als van de ander te leren erkennen, dat het er mag zijn. Dat is toch uiteindelijk het enige wat verdriet van ons vraagt. Dat het er mag zijn en dat je, je gezien, gehoord en gewaardeerd voelt. Zodat je weer even vooruit kunt.                 Zo zijn we bij elkaar in goede handen…